Behandeling

Omdat eigenlijk geen enkele onderzoeksmethode een volledig beeld geeft, is het meestal vereist dat er verschillende onderzoeken plaatsvinden. Wanneer er een vermoeden van kanker bestaat, vinden er vaak vele onderzoeken plaats. De arts gaat op zoek naar een combinatie van kleine en grote symptomen, die soms veel, soms slechts details toevoegen aan het totaalbeeld dat nodig is om uw gezondheidstoestand te kunnen inschatten en omschrijven.

Aan de hand van de onderzoeken kan uw behandelend arts nagaan of het om kanker gaat en kan hij het stadium van de ziekte vaststellen: dat is de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid.

Voorgeschiedenis

Het belangrijkste onderzoek om zeker te zijn of iemand al dan niet kanker heeft, is een biopsie: een kleine chirurgische ingreep waarbij een stukje weefsel verwijderd wordt om te onderzoeken onder de microscoop.

Voor elk onderzoek zal steeds een gesprek tussen de patiënt en de arts plaatsvinden. Daarbij laat de arts de patiënt over de voorgeschiedenis van zijn gezondheid en eventuele ziektes vertellen.

U komt bijvoorbeeld bij de dokter voor een verdacht vlekje op uw arm en hij vraagt u welke kinderziektes u doormaakte en of u gevaccineerd bent tegen tetanus, welke ziektes uw ouders, broers en zussen of eventueel uw kinderen hadden, wat uw eetgewoontes zijn … De arts stelt daarbij soms flink wat vragen. Als u een tijdje in het ziekenhuis moet verblijven, is het helemaal niet uitzonderlijk dat u zo’n vraaggesprek een paar keer moet ondergaan, met een arts-stagiair, de chirurg, de anesthesist. Het lijkt alsof het probleem waarvoor u eigenlijk komt, pas helemaal aan het eind van het gesprek bekeken wordt.

Wat is het nut van zo’n gesprek of van het feit dat u soms drie keer hetzelfde moet vertellen? Daar zijn verschillende redenen voor. Zo zijn artsen erop getraind om volgens een vast schema te werken. Een arts stelt systematisch vragen om te voorkomen dat hij iets over het hoofd ziet dat een rol zou kunnen spelen om de juiste diagnose te stellen. Daarnaast stelt hij al die vragen om zich een totaalbeeld van de patiënt te kunnen vormen, een klacht goed te kunnen inschatten én om een relatie op te bouwen met de patiënt, zodat die meer is dan een medisch dossier.

Lichamelijk onderzoek

Bepaalde kankers kunnen door de huid heen gevoeld worden of zijn met het blote oog zichtbaar. Een lichamelijk onderzoek is daarom een standaardonderzoek voor veel kankers. Knobbeltjes en vlekjes zijn de meest in het oog springende verschijnselen, die zelfs een leek kunnen verontrusten. Ervaring blijkt het beste criterium om snel en met relatief grote zekerheid een uitspraak te kunnen doen over de aard ervan. Een huidspecialist die elke dag vele tientallen gekleurde vlekjes bekijkt, zal vaak gewoon op zicht durven beslissen of iets goed- of kwaadaardig is. Een arts die minder gespecialiseerd is in deze materie zal vermoedelijk voorzichtiger zijn en u voor advies doorverwijzen naar de huidspecialist. Verder onderzoek zal altijd essentieel zijn om de diagnose van kanker te bevestigen.

Bloedonderzoek

Een bloedonderzoek op zich zal nooit volstaan om de diagnose kanker vast te stellen.

Bij een bloedonderzoek wordt nagegaan welke hoeveelheden van bepaalde stoffen het lichaam aanmaakt. Een abnormale waarde van een bepaalde stof kan een teken zijn van een ziekte. Het is echter niet omdat er in het bloed niets abnormaals te zien is, dat kanker uitgesloten kan worden. Daarom zal altijd verder onderzoek nodig zijn als de arts een vermoeden van kanker heeft.

Microscopisch onderzoek

De zekerheidsdiagnose van kanker wordt bij voorkeur gesteld door een onderzoek onder de microscoop van cellen of weefsel uit het gezwel.

Punctie

Bij een punctie prikt de arts in het gezwel met behulp van een fijne naald en zuigt vocht en weefselcellen op om te onderzoeken onder een microscoop. Bij kleine gezwellen voert men het onderzoek uit onder echografische controle.

Biopsie

Bij een biopsie worden met een kleine ingreep cellen of weefsels weggenomen en onderzocht onder een microscoop. Er zijn verschillende soorten biopsieën, bijvoorbeeld een naaldbiopsie, een incisiebiopsie en een excisiebiopsie.

  • Bij een naaldbiopsie brengt men onder lokale verdoving een dikkere naald via een kleine insnede in het gezwel in. Daarmee wordt een stukje weefsel of vocht opgezogen. Dat wordt nadien bestudeerd onder de microscoop. Als er geen kankercellen gevonden worden, betekent het niet noodzakelijk dat de patiënt geen kanker heeft: men is immers nooit zeker of men op de juiste plaats geprikt heeft. Als er wel kankercellen gevonden worden, dan heeft men niet alleen zekerheid, maar kan er ook uitgemaakt worden over welk type cellen het gaat en hoe kwaadaardig ze zijn.
  • Bij een incisiebiopsie wordt onder lokale of algemene verdoving een insnede gemaakt ter hoogte van het gezwel. Uit het gezwel wordt een stukje weefsel gesneden en later onderzocht in het laboratorium. Deze methode levert meer weefsel op voor onderzoek dan een naaldbiopsie. Het gezwel zelf wordt indien nodig pas in een volgende fase volledig weggesneden. Deze methode wordt ook gebruikt als het niet mogelijk of gevaarlijk is om het gezwel volledig weg te halen.
  • Bij een excisiebiopsie wordt niet in het gezwel gesneden, maar wordt onmiddellijk het hele gezwel weggesneden, met een ruime rand gezond weefsel errond. Vooral bij kleine gezwellen kiest men voor een excisiebiopsie. Deze methode komt zeer dikwijls voor, vooral bij oppervlakkige tumoren en huidtumoren.

Beeldvorming

Zeer veel tumoren kunnen met radiologisch onderzoek in beeld gebracht worden. Meestal worden in het begin eenvoudige röntgenfoto’s gemaakt, omdat dat meestal snel gaat en al zeer veel nuttige informatie kan opleveren. Volstaan deze beelden niet of zijn ze onvoldoende om bijvoorbeeld een operatie voor te bereiden, dan volgen onderzoeken waarbij meer gedetailleerde beelden gemaakt worden.

DNA-onderzoek

Aan de hand van DNA-onderzoek kan de arts nagaan of er in de kankercellen sprake is van bepaalde mutaties. Mutaties zijn veranderingen in het DNA. Ze kunnen de oorzaak zijn dat de kankercellen blijven groeien. Uit de uitslag van het DNA-onderzoek kan de arts in een aantal gevallen afleiden of de kankercellen gevoelig zijn voor een welbepaalde doelgerichte therapie.

Bijwerkingen

De doelstelling van chemotherapie is het doden van kankercellen, helaas tast deze behandeling ook de gezonde cellen aan. Voornamelijk de snelgroeiende gezonde cellen ondervinden er last van, zoals:

  • cellen van het beenmerg
  • slijmvliescellen van de mond
  • slijmvliescellen van de darmen
  • haarcellen

De bijwerkingen werken erg verschillend en individueel naargelang de persoon en behandeling.

Het is die schade aan gezonde cellen die verantwoordelijk is voor de bijwerkingen. Tijdens de rustperioden tussen twee chemokuren, krijgen de gezonde cellen de tijd om te herstellen, en dan kunnen de bijwerkingen verminderen of verdwijnen. De mogelijke bijwerkingen zijn afhankelijk van:

  • het soort cytostatica – een cytostaticum, meervoud cytostatica, is een medicijn dat gebruikt wordt bij de behandeling van kanker; het beoogt de deling van cellen te stoppen (cytos = cel; stasis = stilstand)
  • de combinatie met andere cytostatica
  • de dosis cytostatica
  • de manier van toediening
  • de duur van de behandeling
  • de combinatie met andere medicijnen en/of behandelingen
  • de algehele lichamelijke conditie

Het valt niet te voorspellen hoe je op chemotherapie reageert. Sommige patiënten ondervinden veel last van bijwerkingen, anderen ondervinden er veel minder last van. De oncoloog of verpleegkundige kan u vertellen welke bijwerkingen u kunt verwachten in functie van uw behandeling.

Radiotherapie, chirurgie, nieuwe doelgerichte behandelingen … ze kunnen allemaal bijwerkingen hebben. Zoals gezegd variëren ze van patiënt tot patiënt en van behandeling tot behandeling. In het menu hieronder kan u een lijst met alle mogelijke bijwerkingen vinden.

De ernst van de bijwerkingen zegt niets over het resultaat van de behandeling. Wie veel hinder ondervindt, mag niet op voorhand concluderen dat de chemotherapie effectief werkt. Ook omgekeerd: geen last betekent niet dat de chemotherapie geen effect heeft.

De meeste bijwerkingen zijn tijdelijk en nemen geleidelijk af. Het is belangrijk alle klachten te bespreken met de specialist. Misschien is er een manier of een middel om de hinderlijke bijwerkingen tegen te gaan. Soms wordt de hoeveelheid cytostatica (tijdelijk) aangepast of wordt de toediening ervan een of twee weken uitgesteld.

Voor informatie en advies kun je ook terecht bij de oncologieverpleegkundige of verpleegkundig specialist. Deze gespecialiseerde verpleegkundigen zijn in veel ziekenhuizen aanwezig. Denk ook aan je huisarts en patiëntenorganisaties.